Er zijn van die jeugdherinneringen die heel persoonlijk zijn, maar die toch ook door velen herkend worden uit hún jeugd. Bijvoorbeeld: je ging als klein kind op een koude winteravond naar bed, en je moeder dekte je nog eens lekker toe. Wat was zo’n bed dan heerlijk warm!
Hieraan moest ik denken toen ik vanmorgen de tuin in keek. Het had flink gevroren, en er lag nog steeds wat sneeuw op de tuin. En die sneeuw, hoe koud ook, beschermt toch de plantenwortels tegen de vorst. Zo dekt de Heere – want zoals de psalmdichter zegt: Híj geeft de sneeuw, en Hij geeft ze als wol ( Psalm 147:16a ) – de planten toe om ze te isoleren tegen de vorst.
Als de Heere zo al voor de planten zorgt, zou Hij dan niet ook voor ons zorgen? Hoe? Zoals een moeder. Terwijl ik dit schrijf, komt nog een jeugdherinnering naar boven: een preek van wijlen ds. D. van der Ent Braat. Ik hoorde die als jongen, en ik zal die nooit vergeten. Het thema was: God als Vader en God als Moeder. De teksten voor die prediking waren Psalm 103:13 en Jesaja 66:13 .
Over deze teksten mediterend, zou ik – naar aanleiding van wat ik schreef over de sneeuw – mogen zeggen: Zo dekt de Heere, als een moeder, de Zijnen toe en beschermt Hij hen. En dat alles alleen omwille van Christus, Zijn Zoon, Die naakt moest hangen aan het kruis.