Week 51

Je ziet ze niet zoveel meer en dat zal wel een reden hebben, maar toch vind ik het jammer: het is een bladverliezende struik, die behoort tot de grote Viburnumfamilie (in onze taal heet die soort heel gewoon Sneeuwbal, maar Viburnum klinkt natuurlijk veel ‘deftiger’). Het is de Viburnum bodnantense ‘Dawn’. In mijn vorige tuin stond deze struik, die bloeit met roze bloemen, die bij het verbloeien wit worden. En hij bloeit van december tot in het vroege voorjaar. Om twee dingen is deze plant mij lief. Want in de eerste plaats hebben de bloemen een heerlijke geur. Maar in de tweede plaats is het in een donkere decemberavond net alsof die bloemtrosjes licht geven. (En dit licht kost geen elektriciteit! Wie het vatten kan, die vatte het!). Zo zijn deze planten dus heel anders dan andere, die alleen maar donker staan te wezen in het donker. En dan moet ik denken aan hen, die in waarheid de naam van Christus dragen. Ze zijn, als ze op hun plaats zijn, niet donker met de donkere wereld, maar van hen geldt: “Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere; wandelt als kinderen des lichts.” ( Efeze 5:8 ). En waar in de winter en als het regent de geur van rottend blad overheerst, is het dan heerlijk als je die parfumgeur van de Viburnum ruikt, zo is het ook met hen die Christus deelachtig zijn: “En Gode zij dank, Die ons te allen tijd doet triomferen in Christus, en den reuk Zijner kennis door ons openbaar maakt in alle plaatsen.” ( 2 Korinthe 2:14 ). Het is mijn bede, dat al staan ze dan hier niet veel in tuinen, er toch veel zulke Viburnums zullen zijn, ja dat u en jij dat bent.